In de Stille Week zijn er elke dag diensten. Na afloop is er een kleine muzikale bijdrage en bij voldoende deelname en animo misschien een kleine zangworkshop. Het geheel is in handen van Nina Luijken Het is zo opgezet dat je er gemakkelijk aan mee kunt doen of deelnemen. Mocht er iets uitkomen dat tijdens de mensenwijdingsdienst op Goede Vrijdag al zingbaar is, dan kan dat gepland worden. Zo niet is dat geen enkel probleem. Het gaat tijdens de week erom in aanraking te komen met muziek die thematisch bij de stille week past. Ik wil je nergens toe verplichten en zet het daarom zo losjes op.
Het programma is beïnvloed door de Oekraïne- crisis en is om die reden onlangs nog een keer compleet gewijzigd.
Hier heb je een idee. Het is beslist meer dan we kunnen instuderen maar dat geeft ook niet. Fragmenten zijn ook mooi en ik laat het je ook graag alleen horen of er een beetje van proeven als de omstandigheden er naar zijn.
Gekozen is voor muziek rond de milleniumwisseling en 2011. Zoals ik wel vaker heb gedaan gaat het om muziek van Karl Jenkins. Uit The Armed Man van 1999- heel toepasselijk- en een zeer lieflijke song uit zijn Gloria van 2011: Lord and Master, omdat naast de compassie en het erbarmen afsmeken er ook de liefde zelf is en de bron ervan.
Hier even Wikipedia over The Armed Man:
https://nl.wikipedia.org/wiki/The_Armed_Man
Als er deelnemers zijn die willen zingen zou een traditioneel Otsje Nash, een Russisch Onze Vader heel mooi , verbindend en toepasselijk kunnen zijn.
Het geheel is vrij en kosteloos toegankelijk. Als het om zangliteratuur gaat neem ik bladmuziek op de bijeenkomsten mee. Vanwege de bescherming van de auteursrechten deel ik die niet uit. Het is vrij nieuwe muziek, vandaar.
Hier heb ik het thema uit Kyrie alvast voor je geneuried:
Vanwege de akoestiek en de piano die ik nodig heb vinden de bijdragen plaats in de cultusruimte. Dus eerst de dienst, dan koffiedrinken boven in onze gemeentezaal en dan weer naar beneden voor de muziek.
Hartelijke groet van Nina
De relatie tussen het beklimmen van geesteshoogten en het gaan door de poort der deemoed. Het gif van de hoogmoed is in de middeleeuwen benoemd als de eerste hoofdzonde: de superbia. Maar ook de oude Grieken kenden het begrip als de `υβρις ( hybris), de overmoed die weinig met moed te maken heeft.
Op 27 juni werd als een voorbeeld aangehaald een muziekstuk van de Braziliaanse componist Heitor Villa Lobos, gemaakt in 1945. Groot Bachvereerder en daarmee gedragen door verering en deemoed. Het resultaat werd wereldberoemd. Van zijn grote werk Bachianas Brasileiras is het gezongen deel 5 de meest bekende.
Het werd in Leeuwarden op de piano gespeeld bij gebrek aan een sopraan en “minstens 8 cellisten”, de minimale bezetting volgens de componist. Gelukkig had hij zelf een pianoversie geschreven met de nodige weglatingen. Misschien om het werk te kunnen instuderen? De pianoversie bevat de zangstem ook in de pianopartij zelf waardoor een live-indruk mogelijk was.
Daarna werden een paar maten gespeeld van de beroemde aria voor alt uit de Mattheüs Passion: Erbarme Dich.
Het zou kunnen dat het werk van Villa Lobos onder meer door deze aria is geïnspireerd. Er zit verwantschap tussen de werken, zowel in de structuur als in de expressie.
Dankzij You Tube terug te luisteren, maar dan in de bezetting zoals die bedoeld is:
Veel luisterplezier en aandacht gewenst! Met hartelijke groet van Nina.
en:
Beste verbondenen met De Christengemeenschap in Leeuwarden, bijna 99 jaar geleden werd de mensenwijdingsdienst geïnitieerd, op 16 september 1922. Luttele jaren later begonnen de diensten in het Nederlands. Er werd iets in de wereld gezet dat brak met gevestigde kerkelijke tradities. Niet omdat die tradities verkeerd waren, maar omdat een nieuwe Christustijd reeds gloorde. De nieuwe nabijheid van Christus is anders dan die daarvoor was, en de religieuze cultuur zou daardoor ingrijpend gaan veranderen.
Innerlijke Christuservaringen zouden sterk toenemen en gemeenschappen die zich rond de Christuservaring groeperen zouden op den duur totaal anders worden dan daarvoor, niet meer geschaard rondom een leer of rond morele uitgangspunten maar rondom deze ervaring zelf.
Het gegeven dat wij worden geässocieerd met klassieke kerkelijkheid, met de morele uitgangspunten die mensen geneigd zijn met het kerkelijke te verbinden, met instituties die hun tijd gehad hebben is onze grootste hinderpaal. Uit het beleven van de mensenwijdingsdienst kun je geen set of rules afleiden. En er zijn geen voorafgaande morele eisen te stellen aan het in verbinding zijn of mogen komen met de wereld die deze dienst oproept. Dat zou namelijk onchristelijk zijn.
In een beeld gezegd: de bron welt eenvoudig op en aan de bron bestaat de bedding van de rivier nog niet die daarvan het gevolg is. Het water stroomt reeds en de rivier moet nog ontstaan.
In het fysieke beeld ontstaat uiteindelijk een stroom die je rivier noemt en die je op een landkaart kunt tekenen. De rivieren krijgen hun loop en hun naam tot ze in de grote zee uitmonden. In de geestelijke realiteit is het stromen reëel maar is de loop niet gefixeerd omdat zij zich voortdurend vernieuwt.
We menen vaak een beeld te hebben van de plek die iets of iemand in ons leven inneemt. Het leven brengt echter altijd onderbrekingen en wendingen en dan worden er vraagtekens gezet bij die plekken. We noemen dat crisis. In de crisis wordt je uitgenodigd van de loop der dingen afstand te nemen en terug te keren tot iets anders: wat stroomt er eigenlijk, en hoe stroomt het, en waar komt het vandaan? Zo keer je terug naar de bron.
Het is de bijzondere ervaring van nu met de diensten verbonden te zijn en tegelijk afzondering te beleven. Ze vinden plaats maar in het verborgene. Alles wat nog tot het oude klassiek-kerkelijk-institutionele behoort valt weg. Wat blijft is het voltrekken en de verbinding zelf. Bijvoorbeeld in de winterse omstandigheden waaronder dit gebeurt: afgelopen zondag in de bulderdende ijskoude wind. Nu vanochtend, op donderdag 11 februari, begon de dienst bij minus 10 graden maar aan het eind van de dienst was de temperatuur al opgelopen tot bijna rond het vriespunt. De zon begint in het verhelderde en verstilde winterweer alweer haar kracht te herkrijgen.
Gelezen werd het evangelie met de gelijkenis van de zaaier die uitging om te zaaien. ( Lukas 8)
Waar komt het woord Gods terecht? Waar ontvouwt het zijn kracht? Er is geen institutioneel antwoord meer op deze vragen mogelijk. In deze tijd zijn wij zelf gevraagd. Maar de gelijkenis zelf legde toch ook alles al bij ons zelf? “Wie oren heeft om te horen, hore.” en “Let er dan op hoe je luistert.“
Er komt natuurlijk een tijd dat de beperkingen door de pandemie zich zullen oplossen. Hoe zal dat zijn? Op veel maatschappelijke gebieden hoor je dat mensen ernaar verlangen dat dingen dan anders zullen gaan. Er worden dus ook kansen gevoeld in het doormaken van de afzondering. Die kan leiden tot verinnerlijking en herbronning.
In de individuele biografie zijn zulke momenten meestal lastig en pijnlijk maar toch ook heel gewoon. Het proces van nu is collectief en mondiaal.
Er ligt waarschijnlijk een grote kans in.
Wat het religieuze gemoed kan is het proces innerlijk verdiepen. Naar de bron ermee gaan. Dat is de kracht van het religieuze.
Ondertussen gaan de diensten wel gewoon door.
Hartelijke groet,
Nina Luijken
19 januari 2020
Vaak komt pas na de winterzonnewende van eind december de winter echt op gang. In januari dus. Afgelopen dagen liet de winter even haar gezicht zien en werd de wereld even sneeuwwit maar ook hard en koud. Buiten overheerst het afgestorvene. Je weet wel dat er ooit wel weer een voorjaar zal zijn maar het is bijna of niet te zien. Je moet heel goed kijken om de voorboden te zien.
Als je geen deel hebt aan het sterven en het worden, ben je slechts een droeve gast op de donkere aarde. Ziehier een wat zoekende vertaling van de laatste zin uit een gedicht van Goethe:
Und so lang du das nicht hast,
dieses Stirb und Werde,
bist du nur ein trüber Gast
auf der dunklen Erde.
Het gedicht zelf draagt de titel: Selige Sehnsucht, en die zou je kunnen vertalen met heilig verlangen van de ziel omdat selig zowel met de ziel te maken heeft als met zaligheid, maar dit laatste begrip kunnen we in het Nederlands eigenlijk niet meer zuiver en onvervormd horen. Daarom heb ik voor heilig en van de ziel gekozen.
We bevinden ons nu al bijna een jaar lang in een collectieve toestand waarin sterfprocessen, afsterven een rol spelen. Het zou kortzichtig zijn daarbij alleen naar de medische kant van de pandemie te kijken. Daar hebben al onnoemelijk leed en ontreddering plaatsgevonden.
Daarnaast is er echter veel meer aangeraakt, als door een doodskus.
Contacten, werksituaties, cultuur, het aanraken zelf, de expressie van het menselijk gelaat, feestvieren…..ik hoef dat allemaal niet op te noemen of zelfs maar proberen te omschrijven want iedereen is hierdoor geraakt en kent het uit eigen ervaring. De pandemie zaait versterving om zich heen. Samengevat: het is een afsterfproces.
En zoals dat met alle afsterfprocessen gaat: natuurlijke wezens als planten en dieren zijn daaraan eenvoudig onderworpen, ook aan het lijden dat daarmee verbonden is maar de mens heeft daar boven uitgaande nog eens een eigen zeer pijnlijke en gespannen verhouding. Enerzijds is de mens namelijk degene die werkelijk geheel en al in deze wereld geboren wordt en dus ook geheel en al door dit sterfproces heengaat, terwijl andere natuurwezens er toch slechts in een deel van hun wezen aan onderworpen zijn en voor een ander deel onaangeraakt blijven door lijden en dood omdat zij voor een deel niet echt geboren worden zoals de mens geboren wordt. Het lijntje met het goddelijke is sterker bij de dieren en heel sterk bij de planten.
In plaats daarvan is er bij de mensheid het volle bewustzijn van de sterfelijkheid. Dat is pijnlijk maar bijzonder waardevol. Daar ligt de belangrijke relatie met alles wat met zingeving te maken heeft. Je weet: je hebt een beperkte tijd op aarde en je wilt die gebruiken.
Als je wilt lezen wat voor een vloek het zou zijn als de aardse mens als aards wezen onsterfelijk zou zijn, lees de klassieker Tous les hommes sont mortels/ Alle mensen zijn sterfelijk (1946) van Simone de Beauvoir, waarin die ene onsterfelijk geraakte mens de hoofdpersoon is in deze roman en daarin tot waanzin en depressie is geraakt.
Anderzijds is de mens echter meesterlijk in het steeds willen vermijden en ontkennen van de dood. Daar is een klassieker Lessen voor levenden, gesprekken met stervenden (1969) van Elisabeth Kübler-Ross. Zij is bekend geworden om haar vijfstadiamodel: in het aangezicht van de dood ontkenning, woede, onderhandelen, neerslachtigheid en uiteindelijk aanvaarding.
Mondiaal zie je vele varianten van deze vijf stadia in de omgang met de coronacrisis.
De valkuil daarbij is op voorhand daar wat van te vinden en dat te veroordelen en dat zie je ook op allerlei manieren.
Kübler-Ross doet dat juist niet. Zij beschrijft deze stadia, respecteert ze diep, zij veroordeelt ze niet en erkent ze voor wat ze zijn en wat zij kunnen wekken. Daarnaast houdt zij zich bezig met de mens zelf die door dit alles heen gaat. Naar haar overtuiging gaat die wel volledig door dit sterven heen maar is er toch niet identiek mee. Zij richtte zich in de gesprekken met stervenden op deze wordende mens, op de mens van Goethes Stirb und werde.
Bij een pandemie gebeurt wat bij elke pandemie gebeurt. Naast de doodskus heb je de doodsdans. Er onstaat een paroxie van opvattingen, theorieën, onverdraagzaamheden, agressie, betweterigheid, angst, onmacht, ontkennen, schijnhandelingen, in slaap sussen, beschuldigen, noodklokken luiden, cynisme, kille rekenarij, wonderdokters. Het lijkt haast middeleeuws (althans in de vorm waarin wij vaak naar tot karikatuur gemaakte middeleeuwen kijken). Het is het dansen met de dood.
Over naar de oude mysteriën.
Daarin waren een aantal disciplines vereend die toen nog vanuit één als vanzelfsprekend ervaren bron konden stromen. De priesters, de koningen, de heelmeesters en de leraren. Wat een macht moet dat zijn geweest toen dit kunnen uit één bron stroomde!
Maar deze eenheid zou op den duur te overweldigend zijn voor de op vrijheid aangelegde mens en dus moesten deze machten gebroken en gefragmenteerd worden en zo zijn ze nu geworden.
Als de dingen goed gaan kun je ze wat vergeten. Maar als de grote nood er is worden ze ineens weer zichtbaar. Hoewel zij uit één oorsprong stammen blijken zij nu zeer verschillend geworden te zijn en dus spreken zij ook op hun verschillende wijze.
Tegenwoordig noem je ze het spiritueel-religieuze, het juridische, het medische en het wetenschappelijke. Het wetenschappelijke houdt zich ermee bezig hoe de wereld in elkaar zit. Het medische begeleidt de mens zo goed mogelijk op de weg tussen geboorte en dood en tracht in elk levensstadium deze beide grondkrachten van geboorte en dood op de juiste wijze op elkaar af te stemmen. Het juridische regelt de verhouding tussen de mensen en hun organisatie en is daarbij puur op de aardse mens gericht zonder uitspraak te doen over herkomst of bestemming van de mens. Het spiritueel-religieuze tenslotte roept de mens van buiten de grenzen van geboorte en dood wakker en in het bewustzijn en geeft de hemelse mens een plek in de aardse verhoudingen.
Ik word nu even wat persoonlijk en wil hier iets uitspreken over mijn eigen kleine verhouding tot deze vier stromen. Ik ben van kindsaf aan door het huis waarin ik opgroeide in levendige aanraking geweest met de spanningsvelden tussen het medische en het juridische en bloeide op in een spiritueel-religieus gestemd maar ook leer- en doceerlustig gezin. Ik heb daarvan iets meegekregen dat als het ware onder de huid zit: dat die spanningsvelden nodig en vruchtbaar zijn en dat de artsen/therapeuten ,de juristen/bestuurders , de dominees/priesters/rabbi’s/ monniken/sjamanen en de leraren/schrijvers/verhalenvertellers allemaal nodig zijn. Ik heb trouwens ook geleerd dat het niet hun taak is het elkaar per se erg gemakkelijk te maken.Tegelijkertijd kun je elkaar in die verschillen enorm waarderen en liefhebben.
En vanuit deze verschillende richtingen zetten deze disciplines zich uiteindelijk in voor iets wat ver boven hen uitgaat en zich niet in één van de richtingen laat vangen, en dat noem ik de wordende mens, die daarmee dus kennelijk iets heiligs is.
Daardoor laat ik mij ook in deze crisis leiden.
Concreet betekent het dat ik vanuit mijn taak als priester het spiritueel-religieuze volbreng en dat als een vanzelfsprekendheid ervaar, maar ook diep respect heb voor de andere, vanuit deze optiek vaak wat wereldser aandoende disciplines van het medische, het juridische en het wetenschappelijke. Ik voel geen enkele neiging het priesterlijke boven de andere te plaatsen omdat ik tezeer weet heb van de gemeenschappelijke mysterieachtergrond van alle vier de richtingen.
En dus laat ik het medische het medische, het juridische-bestuurlijke het juridisch-bestuurlijke en het wetenschappelijke het wetenschappelijke.
En dat is bij mij ook echt zo. (Ik ben tenslotte zelf afgestudeerd juriste) .
Het houdt in dat ik de spanningsvelden erken, ook en vooral in deze crisis.
Hoe zou dat anders kunnen zijn? Als ik in een stervensbegeleiding word betrokken is daar bijna altijd de dokter die erin betrokken is en zijn er vele te respecteren regels en omgangsvormen. Ik ontmoet de uitvaartbegeleider die ik ervaar als een soort rechtskunstenaar die iedereen inclusief de overledene zoveel mogelijk het rechte en respectvolle wil doen toekomen bij en rond de uitvaart.
En zo werk ik ook als priester in een gemeente, sterk beïnvloed door het sociale en juridische draagvlak, de afspraken en de cultuur die de voltrekking van sacramenten faciliteert, en met sterke impact vanuit de gezondheid, ziekte en zwakte van hen die het werk dragen en aan de cultus deelnemen, mijzelf daarin niet uitgezonderd. Ik laat mij dus door de andere disciplines begrenzen zonder de discipline die ik zelf vertegenwoordig te ontkrachten en dat gebeurt ook niet.
Ik schrijf dit maar eens zo expliciet omdat ik aanneem dat het mijzelf zo ongeveer vergaat als andere mensen op dit moment die sterk met de cultus verbonden zijn. Het doet zeer. Natuurlijk doet het ontzettend zeer. Het is sterker dan afgelopen voorjaar en ook pijnlijker: het medische en het juridische grijpen sterker begrenzend en besnoeiend in.
Het is een kaal winterlandschap waarin we ons bevinden en het doet zeer.
Maar in de kale winter is ook God.
Ik ben alle mensen diep dankbaar die bereid zijn vanuit deze verantwoordelijkheid van hun disciplines te handelen zo goed zij het kunnen. In onze grote samenleving maar ook in de kleine van onze gemeente.
En laten we toch voorbij de weerstanden met kracht en vertrouwen de doodsprocessen in het oog zien. Want die processen zijn er nu eenmaal en als christenen weten we ook dat die er zijn.
We zijn ook nog eens een keer wordende mensen, die door dit alles heengaan en elk een eigen verhouding met Christus hebben en daarin weet hebben van elkaar.
Dat is de essentie.
Beste mensen die met de Christengemeenschap verbonden zijn: als je nu niet fysiek naar de dienst kunt komen en je mist het. Weet dit:
In je eigen herinneringslichaam bevinden zich alle diensten die je ooit in je hebt opgenomen en ze zijn werkzaam. Als je de mogelijkheid hebt: verbind je innerlijk met die kracht en stem in in het voorlopig in stilte voltrekken van de diensten op de tijden die in het gemeentebericht staan.
En help ons en elkaar deze situatie waardig en moedig te dragen.
Aanvaard het Stirb en omarm het Werde.
Als deze wording begint, richt u dan op en heft het hoofd omhoog, Want de kracht der verlossing wordt in u werkzaam.
Lukas 21, Adventsevangelie.
Ik kijk uit naar het moment waarop wij allen weer gezamenlijk de heilige communie mogen beleven. En misschien lukt het ons dan ook weer een koortje te vormen en het Te Deum te zingen.
Een hartelijke groet van
Nina Luijken
Het wereldbeeld – zoals genoemd werd in de toespraak tijdens de middernachtsdienst – vanuit de verwonderde mens die op aarde staat en kijkt. Deze zienswijze gaat in elk geval al terug tot die van Plato en Aristoteles. Het wordt ook wel het Ptolemeïsche kosmosbeeld genoemd. Deze afbeelding is een ingekleurde versie, ontleend aan het werk Cosmographia, verschenen in 1524 van Petrus Apianus.
In de preek werd de kristalsfeer genoemd. In deze afbeelding is dit het Cristallinum, de negende hemel. De achtste is het Firmamentum, de zetel van de sterren. Het Cristallinum is dus voorbij de sterren en daarmee buiten de moderne perceptie van het heelal.
De eerste tot en met de zevende hemel zijn de woonplaatsen van achtereenvolgens de onderzonnige planeten Maan, Mercurius en Venus, dan de Zon, dan de bovenzonnige planeten Mars, Jupiter en Saturnus. De zonnesfeer is dus het midden der zeven hemelsferen met drie planetenbanen erbuiten en drie planetenbanen erbinnen. Daarbuiten zijn dan ook nog eens drie sferen: als achtste het Firmamentum, als negende het Cristallinum, voorbij de sterren dus, en dat werd aangehaald in de middernachtsdienst. Er blijkt nog een tiende hemel te zijn, die wordt Primu Mobile genoemd, vertaling daarvan: het eerste, primaire dat beweegt. (suggesties en verbeteringen van harte welkom) .
In deze drie hogere hemelen zijn de geestelijke werkingssferen van de drie hiërarchieënrijken te vinden. Misschien hebben zij daar wel hun thuis en zijn de lagere hemelen en de aarde meer hun werkgebied. Engelen, Aartsengelen en Archai in de achtste hemel van het Firmamentum. Exousiae, Dynamis en Kyriotetes in de negende hemel van het Cristallinum, en Thronen, Cherubijnen en Serafijnen in de tiende hemel van het Primu Mobile. Tegelijk schemert daar reeds doorheen -of zo je liever is: licht daar doorheen- iets van een emanatie van de Triniteit zelf in een Geestsfeer (8), een Zoon- of Christus- of Scheppersfeer (9), en de sfeer van de Alomvattende Vadergrond (10).
Daar omheen bevindt zich dan de eigenlijke sfeer van het Coelum Empireum Habitaculum Dei et Omnium Electorum: Het Hemelse Rijk dat de Woonplaats is van God en van Alle Uitverkorenen. Deze sfeer kan niet met een getal uitgedrukt worden, misschien zouden dat dan alle getallen tegelijk moeten zijn, van het oneindig kleinste tot het oneindig grootste en ook zou die alle irrationele getallen bevatten.
Deze sfeer omvat alles.
Zonder dat direct zo uit te spreken heb ik een verband gesuggereerd: dat de mens – naast zijn aardehuis in het midden van de kosmos- daarbuiten in de hoogste hemel, in het Coelum Empireum, zijn eigenlijke uitverkoren woning heeft, in de zin van de verheven woorden van Christus in het Johannesevangelie (in hoofdstuk 14): In het Huis van mijn Vader zijn vele woningen. Zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer ik de plaats voor jullie gereed heb gemaakt kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen en dan zullen jullie zijn waar ik ben.
Nu een toegift.
Ik plaats hier enkele afbeeldingen afkomstig van Hildegard von Bingen (1098-1179). De visioenen die zij beleefde werden door de monniken in haar klooster in miniaturen uitgewerkt. Deze zijn historisch gezien dus ouder dan de bovenstaande gedrukte afbeelding van Petrus Apianus uit de zestiende eeuw. Maar qua inhoud heeft het beeld van de Ptolemaeïsche kosmos een zeer lange traditie en is daarin veel ouder dan de visioenen van Hildegard. Hildegard was belezen en moet het klassieke oud-Griekse wereldbeeld gekend hebben.
In haar visioenen verschijnt een interessante metamorfose.
Hier zijn in haar boek Scivias de sferen gevormd als een ei. De aarde is in het midden, als de eidooier. Het beeld roept een vraag op. Wat zal er ontstaan uit dit wereld-ei?
Twee latere metamorfosen, ook van haar:
Links onder zie je de schouwende Hildegard. De eivorm is hier verdwenen. De aarde wordt afgebeeld met de mens die haar door de seizoenen heen bewerkt.
De synthese ervan verschijnt hier, in dit visioen, ook van Hildegard:
Hier is de mens een wezen van kosmische proporties geworden. Je ziet een de kosmos omvattende sfeer, met boven een gelaat dat vrouwelijk lijkt, en direct daarboven een mannelijk gelaat dat op de Alomvattende duidt. Van dit gelaat uit ontspringt het vierkante kader van de gehele afbeelding. Daarbinnen zie je de vrouw die de wereld rond omarmt en met haar voeten staat op het vierkant kader van de Alomvattende. De hele kosmos gaat op in of is zelf haar ronde lichaam, waarbinnen als het kind de kosmos-mens ontstaat. Haar lichaam is de hele kosmos, baarmoeder en ei tegelijk. De mens wordt daarbinnen geboren maar tegelijk is de mens daar ook al.
Et incarnatus est.
(Tekst in oranje linkt door naar de betreffende literatuur of media.)
Verwezen werd, naar aanleiding van de vraag aan Petrus over de goddelijke liefde, de agapè en het antwoord van hem over de vriendschap , de filia, naar het werkje van C.S. Lewis, The four loves ( Nederlandse vertaling : de vier liefdes) .
Er werd ook verwezen naar de liefdesgeschiedenis van C.S. (Jack) Lewis en Joy Davidman tegen het eind van beider leven. Deze is van verschillende kanten beschreven, zie bijvoorbeeld de wikipedialink naar Joy Davidman.
Over de pijn van het gemis naar haar dood schrijft Lewis -aanvankelijk onder pseudonym: N.W. Clerk: A Grief Observed Later is het uitgekomen onder zijn eigen naam.
Joy Davidman schreef onder andere liefdessonnetten aan Lewis. Deze zijn gepubliceerd samen met andere sonnetten onder de titel A naked Tree
de BBC heeft een documentaire over hen beiden gemaakt getiteld Shadowlands, en deze is later opnieuw verfilmd met Anthony Hopkins en Debra Winger, uitgebracht door Richard Attenborough.
Het is liefde waarvoor en waartegen tot het uiterste gestreden is door deze twee tot christenen bekeerde mensen die eerst atheïsten waren.
In de preek van 13 december is een zeer bekend fresco en een zeer bekend altaarstuk beschreven:
Hier een afbeelding van het fresco van Fra Angelico via een weblink van enkele jaren geleden in een Italië-blog, waarin iemand erover schrijft dat deze afbeelding haar favoriet is.
Let op de hand en de borst bij Maria en bij de engel.
En deze aankondiging aan Maria is deel van het Isenheimer Altar van Matthias Grünewald.
Let op de door de gewaden gesuggereerde beweging bij de engel.
Hier is een link naar een kunsthistorisch artikel over het Isenheimer Altar
Als je een lange wandeling maakt in de winterse vrije natuur komt onvermijdelijk het moment dat je de wens voelt opkomen naar een binnenruimte, een dak, muren, warmte en beschutting. Het kan een sneeuwhut zijn of een herberg. Het kan ook je eigen huis zijn waarheen je je schreden richt. Deze mensengemaakte plaatsen bieden iets wat de natuur niet biedt maar waar we wel allemaal diepe behoefte aan hebben: geborgenheid. In het woord “herberg” zit geborgenheid zelf verborgen.
In de Duitse taal gebruiken wandelaars nog een ander begrip: einkehren, Einkehr halten. Dat doe je onderweg of na je tocht als je rust zoekt en daarvoor een omsloten ruimte een tijdlang betreedt.
Het woord duidt in deze taal net anders dan in het Nederlands. Daar heb je het taalkundig verwante inkeer, tot inkeer komen. Dat omschrijft echter iets innerlijk-moreels. De Duitse taal verwijst meer naar de ruimte-tijd dimensie. De beide nauw verwante talen geven op hun manier dus eigenlijk twee kanten van hetzelfde weer: je betreedt een innerlijk besloten ruimte en je komt door de beslotenheid tot een moraliteit die van of in jezelf is.
In het gedicht Du bist die Ruh, getoonzet door Franz Schubert vallen het uiterlijke en het innerlijke samen. In de voetnoot vind je links naar twee opnames van het aldus ontstane lied en daar staat ook de tekst van het gedicht. *)
Deze heilige besloten ruimte van inkeer/Einkehr betreedt de advents-engel der verkondiging.
Hij/zij komt uit de wereldwijdten en de hemelhoogten en treedt binnen in het binnenste van de menselijke ziel. Daar waar alles kan ontstaan, daar waar alles kan gaan kiemen, groeien, bloeien en vruchtdragen.
De menselijke ziel is vergelijkbaar met de schoot der aarde waarin het hemels zaadje valt. De wording begint vanuit de ontzaglijke wijdheid van de wereld en haar oorsprong .
Indalend in de menselijke ziel blijkt haar wijdheid wijsheid te zijn en te leven. Zij wil in de mensen tot liefde worden en is op zoek naar dit nieuwe liefde- leven.
De kosmische en natuurlijke wereld zijn ooit vanuit grootse wijdheid (weidsheid) van het goddelijke voortgekomen. In de schepping toont het zich als de nog steeds klinkende goddelijke naklank.
Toch is het een na-klank.
Zoals het in het adventsevangelie van Lukas 21 weerklinkt: Hemel en aarde in de vorm waarin wij die nu kennen zullen vergaan. Zij zijn van voorbijgaande aard. Maar elke voorbijganger is in zijn voorbijgaan ook heilig. Wij mogen getuigen zijn van de heilige openbaring, de herinnering aan de oorsprong uit het goddelijke dat in het onstaan van hemel en aarde gewerkt en geleefd heeft.
Mensen zijn vaak geneigd zich zèlf als de wezens van voorbijgaande aard te beschouwen en de wereld om hen heen als het blijvende. Dat is maar zeer ten dele het geval. Het omgekeerde is namelijk ook waar: de wereld is voorbijgaand maar in de mens leeft iets wat zich daarvan losmaakt en dat eeuwig is en vanuit eeuwigheid in de wereld van ruimte en tijd werkt en handelt. De mens is niet alleen schepsel maar ook schepper.
Dit is al een zeer oude wijsheid en die vind je bijvoorbeeld in het Oude Testament in de 8e Psalm:
Als ik Uw hemel aanzie, het werk van uw vingers:, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
En hebt hem maar weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond?
Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet;
Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds.
Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt.
O Heer, onze Heer! hoe heerlijk is Uw Naam op de gehele aarde!
De Heer die de mens met heer-lijkheid kroont!
Er zijn joodse legenden waarin de engelen zich hierover verwonderen. In die legenden blijkt de mens iets te kunnen wat uniek is: het vermogen namen te geven aan de wezens en de dingen die geschapen zijn.
Waarschijnlijk komt daaruit ook dat andere vermogen voort : ook namen kunnen geven aan wezens en dingen die er nog niet zijn: we noemen dat plannen, scheppen, creëren.
Daarvoor mag je in de leer bij de Grote Schepper. Dat maakt je deemoedig maar tegelijk ook vreugdevol. En daar word je creatief van. Creatief hoeft niet hoogdravend te zijn. Iets maken, iets versieren, iets aandacht geven is creëren. Er ontstaat iets wat er daarvoor niet was.
De winterzon, de wolkensluiers, de regen. de wind, de takken van de bomen, de kleine dieren die hun schuilplaatsen gevonden hebben, de vluchten der vogels: misschien willen zij òòk wel graag bij ons binnen komen. Net als wanneer je gewandeld hebt en eenmaal binnen in huis het zo anders is dan voor je aan de wijde wandeling begon. De wereld die er al is wil aanschouwd en verinnerlijkt worden en van daaruit opnieuw tot expressie gebracht. Zo wordt liefde bij wijsheid gevoegd.
Nodig de wereld uit inkeer te houden in je ziel. Daar kiemt die andere wording die groeit en rijpt. Die betreft de wereld die er eigenlijk nog helemaal niet is, maar ook weer wel, omdat die leeft vanuit de voortbrengsels van de menselijke geest. Het is fijn als al het mooie en grootse maar ook het droevige en aangrijpende en zware van de oude wereld daarin hun plekje vinden, in gedichten, schilderijen, muziek, dans, in dankbare en vragende gebeden, in verhalen en legenden.
We voelen allemaal de kracht van wat uit de mens wordt voortgebracht. Het beïnvloedt hemel en aarde. We zijn als mensen arken van Noach, waar alle creatuur haar plekje heeft.
Eén van de redenen waarom we als religieuze gemeenschappen moeten ophouden te moraliseren is omdat moraliteit zelf het domein is geworden van de individuele mens. Telkens blijkt dat moraliteit van buiten af niet meer werkt. Men probeert dat nog wel, maar het heeft zijn kracht verloren en men is er te laat mee. Het hoort thuis in de kindertijd. Daar is het werkzaam. Eenmaal volwassen kunnen mensen alleen nog zelf hun opvoeding ter hand nemen. Gelukkig doen veel mensen dat.
Natuurlijk krijgt met de onontkoombare individualisering van de mens het immorele alle ruimte naast de vrije moraliteit. Dat kan niet anders. Dat is een gevolg van vrijheid. Maar toch blijkt ook dat moraliteit een menselijk oervermogen is. Wanneer je goed kijkt zie je hoe wereldwijd mensen vanuit hun moraal handelen.
Misschien werd de journalist Rutger Bregman daardoor geraakt en legde hij rekenschap daarover af in zijn boek De meeste mensen deugen. ( tekst in oranje = link)
We zullen er ondertussen wel tegen moeten kunnen dat het immorele en het morele vooralsnog beide naast elkaar zullen bestaan, dat het niet een kwestie betreft, die we voor eens en altijd even afdoende kunnen regelen. Dat zou naïef zijn.
Waar handelen vanuit de werkelijk vrije moraal ontstaat, is dat creatief, verantwoordelijk, liefdevol, origineel, verbindend, compassioneel en erkennend. Als je zegt dat dat allemaal niet bestaat dan kijk je niet goed. Als je het dan toch wilt zien dan moet je dus beter leren kijken. Gelukkig kan je dat altijd leren.
De schepperkracht in de mens is aangereikt vanuit geesteshoogten en wereldwijdten. Deemoed is ontzettend belangrijk daarbij. Want die maakt dat je je de herkomst van deze kracht herinnert. En dat maakt die kracht sterker.
Je bezinnen op de hoogten en de wijdten van onze wereld is het ziele-gebaar van Advent. Het verschijnt in de apokalyptische evangeliën van Lukas 21 of van Markus 13 ( 24-37) in het groot en dan eigenlijk nòg een maat groter maar dan niet meer in fysiek-ruimtelijke zin in de verkondiging aan Maria en in haar antwoord:
“Zie, ik ben de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord” en in haar hymne: Wijd wordt mijn ziel, u prijzend Heer, beide te vinden in Lukas 1.
Uit hemelhoogten en aardewijdten wordt de nieuwe mens geboren. In en vanuit de nieuwe mens ontstaat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Om minder gaat het niet. Maria draagt dit Christus-mysterie.
Nina
Voetnoot:
*) “Einkehren“ komt voor in Du bist die Ruh, een gedicht van Friedrich Rückert dat Franz Schubert op muziek gezet heeft.
Kijk op https://www.youtube.com/watch?v=J1CGdSCyrO0 voor een beroemde vertolking in 1951 van bariton Dietrich Fischer-Dieskau met vaste pianobegeleider Gerald Moore
of https://www.youtube.com/watch?v=mkvDiSnBxtg met sopraan Barbara Bonney, datum opname en naam begeleider mij niet bekend.
Zoals wel vaker heeft een tekst die met liefde te maken heeft tegelijk de grotere octaaf van een religieuze dimensie. Als je Duits kunt lezen, het gedicht gaat zo:
Du bist die Ruh,
Der Friede mild,
Die Sehnsucht du
Und was sie stillt.
Ich weihe dir
Voll Lust und Schmerz
Zur Wohnung hier
Mein Aug und Herz.
Kehr ein bei mir,
Und schließe du
Still hinter dir
Die Pforten zu.
Treib andern Schmerz
Aus dieser Brust!
Voll sei dies Herz
Von deiner Lust.
Dies Augenzelt
Von deinem Glanz
Allein erhellt,
O füll es ganz!
Op verzoek een paar regels over de preek van zondag 8 november jl.
Je hebt de naam levend te zijn maar je bent een dode. Word wakker en versterk het overige in jezelf dat anders dreigt af te sterven. Want ik heb bevonden dat je doen vanuit het goddelijke bezien geen volle werkelijkheid bezit.
Dit is enigzins vrij vertaald uit het gedeelte in het derde hoofdstuk van de Apokalypse van Johannes dat die dag gelezen werd. In de volksmond van onze Christengemeenschap: “Sardes”, omdat het tot de engel van die gemeenschap is gericht. De passages keren met grote getrouwheid iedere novembermaand terug: tijd om aan het altaar apokalypse te lezen.
Als je omwille van de onbevangenheid voor een moment even weglaat waar deze woorden vandaan komen en hun inhoud en lading op je in laat werken kun je je afvragen: waar resoneert dit in mij? Dus waar speelt zich dat in mij af? Je kunt vanuit die vraag een gevoel ervoor krijgen hoe en waar gesprekken tussen mens, engelen en godheid plaatsvinden. Het Rijk der Hemelen komt niet op uiterlijke wijze. Men zal dus niet kunnen zeggen: zie: hier is het of daar. Want het Rijk van God is in je innerlijke wezen. ( Lukas 17:21) . Kijk als je het leuk vindt ook eens naar deze link, van Jos Douma, Plantagekerk Zwolle.
Religieuze verdieping legt de bronnen bloot van wat spreekt in het innerlijk. Bij een geest als van de Johannes der Apokalypse verschijnen deze bronnen in hun volle glorie, vanuit diens grote helderheid van bewustzijn. Maar ook als de herkomst voor mensen vaak helemaal niet duidelijk is spreekt het innerlijk of beter gezegd: het innerlijk is een plek waar het goddelijke spreekt.
Het is alleen vaak niet meteen prettig wat gesproken wordt. En omdat we vindingrijke wezens zijn bestaan er van allerlei handige technieken en foefjes om dit gesprek uit de weg te gaan. De geest is echter zeer geduldig en spreekt en herhaalt, schijnbaar zacht maar wel indringend. De kwestie is natuurlijk ook dat de goede geestelijke machten met onze menselijke vrijheid te maken hebben en die volgens hun eigen normen streng respecteren. Dat maakt dat je vaak nog het beste kunt aansluiten bij pijn en leed, want daar onstaan openingen en daar ontstaan vragen.
En zo zijn er toch wel heel veel mensen die deze boodschap van Sardes waarnemen, vaak daar ook hevig onder lijden, er ook niet direct aan willen maar uiteindelijk wel de moed vatten een ervaring onder ogen te zien:
Wat ik doe is op de een of andere manier niet echt. Ik heet in het leven te staan, maar ik ben eigenlijk dood. Er is iets in mij dat werkelijk leeft maar ik kom er niet bij. Ik wil iets gaan doen om hierbij te komen. Anders verzink ik in zinloosheid en tragiek en dat doe ik eigenlijk nu al. Ik moet zelf iets gaan doen, het kan niet voor mij gedaan worden. Ik wil het. Ik wil ermee aan de slag maar weet niet hoe.
Het zijn vaak ( maar niet alleen) hele jonge mensen die dit waarnemen en uitspreken.
En dan komen mensen toch meer tot zichzelf en ontstaat er vernieuwing, nieuw leven. Eenmaal voor deze poort te hebben gestaan en dat te weten verandert je, ook als het niet meteen lukt en ook als je dit besef van het echte en het onechte bij je blijft dragen en je daar niet altijd wat aan kunt doen. Het omslagpunt is niet gekoppeld aan succes maar aan het besef dat er iets wezenlijks is wat je echt met jezelf zult moeten aangaan en dat je niet kan worden afgenomen.
Daaruit ontstaat vrijheid. Dan wordt vrijheid werkelijkheid en dan is er de ruimte. En dan gaat God je helpen.
Kijk om je heen en zie het: hoe mensen hun doelen en opgaven ontdekken waarvoor ze kunnen gaan. Deze dingen gebeuren echt. Laat je niet gek maken. Het gebeurt heel veel.
We kunnen als christelijke religieuze gemeenschap iets doen: oog hiervoor hebben.
Als we dat oog niet of niet voldoende hebben kunnen we het ontwikkelen. Dan dragen wij onze medemensen religieus-spiritueel en we verbinden ons met de levensstroom van de wakker wordende mensheid. Dit staat (gelukkig maar!) los van ons eigen streven en falen, en al onze issues en zwaktes op dit gebied. Wat ontstaat is zin en perspectief maar je moet dat wel willen zien, ernaar zoeken en het leren herkennen.
Het is belangrijk dat het gezien en herkend wordt. Niet alleen door God en de engelen. Ook door mensen.
Want daarmee versterken we elkaar.
Hòe wijd verbreid dit leegtegevoel eigenlijk is kun je afleiden uit de respons die bepaalde songs bij het grote publiek krijgen. Hier een voorbeeld: een artieste met een miljoenenpubliek schrijft zelf haar songteksten en beschrijft in interviews en documentaires hoe deze uit innerlijke ervaring en pijn geboren worden. Ze beschrijft dat het bevallingen zijn, waarin het meest intieme ter wereld wordt gebracht (en misschien juist daardoor wereldwijd de weg naar het innerlijk van anderen vindt).
Zij is iemand die andere – vaak hele jonge- mensen door haar kunst kan redden van de vertwijfeling.
Het liedje “Shallow” lijkt daarom wel een beetje een preek over “Sardes” te zijn.
Hier is een deel van de tekst:
De artieste/singer-songwriter is Lady Gaga.
Hier is een link op Wikipedia over het nummer: https://nl.wikipedia.org/wiki/Shallow
En hier is een opname:
De zin uit het evangelie, Mattheüs 22, de gelijkenis van de koninkijke bruiloft, waarin de koning zegt:
Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en roep wie je maar aantreft tot de bruiloft.
In de preek in de dienst werd een herinnering gebruikt die veel Amsterdammers hebben gehad.
Tijd: eind zeventiger jaren begin tachtiger jaren van de vorige eeuw. Locatie: kruispunt Rozengracht/De Clerqstraat/ Nassaukade in Amsterdam op de overgang van stadsdeel Centrum naar Oud-West. Personen: de verkeersdeelnemers uit die tijd. En “ome” Frans Treu.
Hier zie je hem in actie.
En hier links naar zijn verhaal en herinneringen aan hem:
https://geheugenvanwest.amsterdam/page/15353/een-fenomeen-in-west
https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/stukken/amsterdammers/ome-frans-treu/
Ontmoetingen op de kruispunten der wegen…..
Drie dagen kunnen genoeg zijn om een ommekeer te bewerkstelligen.
Soms is het goed ergens een nachtje over te slapen. Dan laat je het aardse even los, geef je je over aan de wereld van de slaap en uit die wereld ontvang je dan de volgende dag weer opnieuw je aards bewustzijn. En dan blijken er vaak dingen veranderd. Het kan zijn dat waar je tegenaan kijkt veranderd is, en het kan ook zijn dat je merkt dat je zelf een ander denken, een ander gevoel of een andere houding hebt gekregen of ingenomen.
Het ritme van drie is een intensivering hiervan.
Drie dagen is de grote tijdsspanne die in het credo wordt genoemd als het over dood en opstanding gaat:
Toen overwon hij de dood na drie dagen.
Tegelijk is duidelijk dat drie dagen iets anders zijn dan drie maal vierentwintig uur. Bij Christus is het goede vrijdag, stille zaterdag en paaszondag als kwalitatieve drieheid die zich in de tijd en in de sfeer van het aardse voltrekt. De aarde is sindsdien niet meer wat zij daarvoor was. Er is een kiem ingeplant, iets nieuws. Vanaf dat moment werkt in aarde en mensheid de Christus-impuls.
Uitgaande van deze grote en misschien wel nieuwe drieheid als tijdsritme kun je dan wakker worden voor wat Christus de wereld binnendraagt en zich in zijn andere drieheden uit.
In de mensenwijdingsdienst is de kleinste – naar de vorm dan- de drievoudige bekruizing aan het begin van ieder gedeelte van de dienst. Het is een gebaar dat naar de vorm snel voltrokken is maar een ontzaglijke dimensie heeft. Deze bekruizing is tegelijk het doopgebaar. Wat je in de dienst bij herhaling aan je eigen gestalte voltrekt wordt in het sacrament voor de doop voltrokken aan de nieuwe mens die op aarde geboren is. Door “de doopgemeente” wordt deze mens in aanraking gebracht met deze kruistekens en daarmee verbonden met de namen en de substanties van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En deze mens wordt dan zelf genoemd met een eigen naam, de doopnaam. Naar de vorm is de bekruizing in de dienst de kleinste uitdrukking van de heilige drieheid. Naar de inhoud ben je dan meteen al bij het allergrootste en je bent waardig dat je naam, wie je bent als mens met de namen van de hoogste God wordt verbonden.
De andere drieheid van elke dienst is dat de woorden van de communie aan het altaar, door de priester voltrokken bij brood en bij wijn telkens driemaal moeten worden gesproken. Met één keer uitspreken ben je niet. Zodra het gesproken is moet het meteen herhaald worden en daarna nog een keer. En dan is het goed. Alsof je het telkens een zetje geeft.
Nu naar het grotere ritme van de christelijke feesttijden. Er is een hoogtepunt in het jaar, het feest waarvan je het gevoel kunt hebben dat vanaf iedere Adventstijd de weg wordt gegaan om tenslotte dit feest te kunnen vieren: Pinksteren. Als cultische feesttijd is het de kortste, namelijk drie dagen. Je zou hier bijna een credozin van kunnen maken:
Toen ontwaakte de Heilige Geest in de mens, na drie dagen.
Alleen zou dat toch nog wat voorbarig zijn, want dit proces is duidelijk nog bezig zich te voltrekken en het vertoont alle kenmerken van vallen en opstaan. Dus het is wel zo, maar tegelijkertijd is het ook nog niet zo. Je merkt het ook daaraan dat mensen vaak eigenlijk niet goed weten hoe ze Pinksteren moeten vieren, het heeft nog iets wankels.
En daarmee zijn we aangekomen bij de grote wording van de mensheid. Daarin heeft Christus een impuls gegeven, die we daarom dus ook de Christus-impuls noemen.
Impulseren is iets heel geheimzinnigs. Er is overal voortdurende verandering. Maar verandering is nog geen ontwikkeling en misschien blijft alles wel hetzelfde. Heel veel van wat wij als verandering en schijnbare ontwikkeling ervaren is in werkelijkheid herhaling van wat er al is, is ritme, is als een rad dat ronddraait en het is niet gezegd dat er daarmee iets wezenlijk nieuws ontstaat. ( boeddhistisch: samsara)
De ontwikkeling komt doordat aan het herhalende ritme de impuls wordt toegevoegd. Er wordt met die impuls een zetje gegeven. “Impuls” en “zetje” zijn bijna synoniem.
Een zetje geven… Over naar het instrument daarvoor bij uitstek: de schommel. Ik hoop dat je dit instrument uit eigen ervaring kent.
Kinderen op de schommel krijgen hun eerste zetje van iemand anders . Maar dan leren zij al snel dat je je dit zetje ook zelf kunt geven. Vanaf dat moment kun je schommelen.
De schommel maakt gebruik van de natuurkundige pendelbeweging maar is véél meer dan dat. Pendel is zij alleen maar wanneer je ophoudt met schommelen, wanneer je ermee gestopt bent met je benen telkens dat zetje te geven. Het zetje is een toevoeging aan de pendelbeweging. De pendelbeweging zelf is alleen maar een gevolg. Door het zetje komt de schommel in beweging. Ze gaat steeds hoger, steeds sneller, steeds wijder.
Als je plezier in schommelen hebt dan probeer je zo hard mogelijk te schommelen. Zo dat je bijna van je zitplankje afvliegt! Zo hard dat je op het hoogste punt zelf even helemaal los komt en dan weer – hoeii-!! naar de aarde, met grote vaart en weer omhoog, telkens weer. Naar de hemel , naar de aarde. In en uit, op en neer.
Dankzij je impuls, het zetje.
De midwinter- en de midzomerwende zijn als een grote langzame schommelbeweging, waarbij je dan heel precies met het beeld moet omgaan. De schommel is hier een kosmische en dat maakt het net even anders dan de schommel in de tuin voor de kinderen. Vooral met boven en onder is het in de kosmos anders. Zowel bij midzomer als bij midwinter bevindt de schommel zich aan het uiteinde, dat wil zeggen aards gezegd is de schommel dan helemaal boven.
Het zijn de dagen van de uitersten van het jaar: de nachtlengte is het grootst- midwinter– of de daglengte is het grootst- midzomer. Dus alsof je de ene keer de middernacht in geschommeld bent en de andere keer de middag. Het zijn allebei de momenten waarop er een soort rust in de tijd ontstaat: in die dagen verandert de dag- en de nachtlengte niet of nauwelijks. Kijk maar in het echt of in je kalender naar het tijdstip van zonsopgang en zonsondergang. Het lijkt alsof dat stilstaat. Dat doet het ook. Het is als de schommel in haar hoogste stand.
Jawel: “stand”, want de schommeling in dag- en nachtlengte staat ook werkelijk heel even stil.
Tegelijk gebeurt er iets ontzettend spannends wat je helemaal niet kunt zien. In die stilstand verandert namelijk de richting. Die draait zelfs om. ( Wiskundeliefhebbers onder u : de sinuskurve).
Op het moment dat je het ziet is het al gebeurd. Het gebeuren zelf: de ommekeer, is ongrijpbaar en onzichtbaar.
In het grote samenspel tussen aarde en zon in of na de midwinter wordt de toenemende nachtlengte in een ondeelbaar ongrijpbaar moment tot haar tegendeel: tot toenemende daglengte. In en na de midzomer is het precies andersom. Dat is erg spannend.
Er kan dus ontzettend veel gebeuren zonder dat er uiterlijk iets zichtbaar is.
Toch nog even terug naar de schommel in de tuin. Hoe was dat daar ook alweer? Je bent dus aangekomen op het hoogste punt. Wat daarnet nog snelle beweging was is vertraagd en verder vertraagd en tenslotte helemaal tot stilstand gekomen. Tegelijk is dit juist het moment waar jijzelf zo uit de schommel zou kunnen vliegen ( en vallen, au!) als je je niet goed vasthoudt. Omdat je zelf meegaat in die beweging kun je heel goed voelen wat je niet kunt zien: dat het op dat kleine moment spannend is. En zodra de beweging dan omgedraaid is en ook merkbaar begint te worden en je naar beneden gaat, dàn geef je met je benen je impuls, dan komt het zetje.
Dit geheim: van het zetje, van de impuls is in het grote kosmische beeld van de zonnewenden tot grondslag geworden van twee grote christelijke feesten die aan die beide uiteinden van het jaar maar niet er òp maar drie dagen ernà worden gevierd.
Deze feesten vieren dus niet de zonnewenden zelf, ze vieren de verborgen impuls van ommekeer. (Duits: Zeitenwende)
Met Kerstmis wordt gevierd de impuls van de geboorte van het Christuswezen op aarde uit hemelhoogten en daarmee dan op weg gaan. De geboorte en het offer van Christus op aarde is een vrije daad, uit liefde. Kerst vier je drie dagen na de zonnewende van december. Het is het keerpunt van de geschiedenis.
Met Sint Jan is de impuls: loslaten van het ego en tot deemoed komen die de voorwaarde is voor elk ontvangen van (en je te verheffen tot) alles wat uit de geest komt, met inbegrip van het ware wezen van de mens en daarmee dan op weg gaan. Het zijn wat meer woorden om het te beschrijven, misschien omdat we als mens daar zelf aan zet zijn. Het is zoeken maar ook gekoppeld aan inzicht, je kunt dit alleen zelf doen en het staat in hetzelfde teken van vrijheid, maar nu van die van jezelf als mens. Sint Jan vier je drie dagen na de zonnewende van juni. Het is het keerpunt, de be-kering, de ommekeer van de mens.
24 december en 24 juni zijn aan de hemel de kosmische momenten waarop in het verborgene een impuls, een aanzet, een zetje is gegeven. Deze kosmische momenten vormen het kleed voor deze twee feesten waarin het om de impuls, de aanzet gaat.
De ene impuls, de Kerstimpuls van Christus , gaat over ontvangen( evangelie) , verinnerlijken( credo) en vervolgens offeren. ( beeld van de drie koningen)
De andere impuls, de Johannes-impuls van de mens , gaat over het on-waardige te onderkennen en af te leggen, (bekentenis) tot overgave te komen (offeren), daarin waardig worden te ontvangen (verwandeling) en dan het ontvangen zelf (communie).
Dat maakt de Sint Jans-tijd zo buitengewoon ernstig en tegelijk zo buitengewoon licht. De elementen van ernst en licht vind je terug in de diensten van de Johannestijd. Het gaat om een bepaalde moraliteit die benoemd wordt en waarvan Johannes de Doper de geheiligde drager is.
Het gaat om de deemoed.
Het gegeven onderkennen dat de aardewereld schuld met zich meebrengt en de aardemens daarom schuld draagt. En de moed die ontstaat wanneer je dit erkent en er niet voor wegloopt, het uithoudt en ziet bij jezelf en bij anderen en ziet dat het iets is dat bij de mensheid hoort en dat haar aards maakt. Er is moed voor nodig om dat te zien en uit te houden. Daarbij kan dan een grote, een zeer zeer grote ontwikkelingsvraag ontstaan:
Zou schuld een voorloper van iets kunnen zijn?
Het volgende is geen antwoord op die vraag maar hoort wel bij dit mysterie. Uit de moed, die uit deemoed voortkomt ontstaat de kracht van de geest. Beste antroposofen onder jullie: we weten niet wat men over honderd jaar nog van Rudolf Steiner zal weten. Maar ik kan mij voorstellen dat dit zinnetje uit één van zijn boeken een blijverdje is. Het boek is “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden?” ( de link verwijst naar het boek) en het zinnetje geef ik eerst in het Duits en dan in het Nederlands:
Höhen des Geistes können nur erklommen werden wenn durch das Tor der Demut geschritten wird.
Geesteshoogten laten zich slechts bestijgen wanneer je door de poort van de deemoed gaat.
De feesttijd van Sint Jan is die van het nederige hart en het opgeheven hoofd.
Dat wat het hoofd nog aan hoogmoed draagt heeft Johannes de Doper geofferd.
Een goede Johannestijd gewenst!
Nina Luijken